Op nieuwjaarsdag 1980 zat Luitenant Simon Bates, van het Britse leger, verscholen in de Noord-Ierse heuvels rond Tullydonnell. Hij en zijn mannen hadden een hinderlaag opgezet voor de IRA. Eén van de basisregels tijdens een hinderlaag is dat je nooit je positie verlaat. Toch besloten Simon en zijn ondergeschikte Gerald Hardy hun post te verlaten. Toen andere Britse soldaten hun contouren waarnamen openden ze meteen het vuur omdat ze dachten dat het IRA-soldaten waren: Beide mannen werden geraakt en gedood door dit zogenaamde ‘Friendly Fire’.
‘Friendly Fire’ of ‘Vriendelijk vuur’ zou je kunnen definiëren als een aanval vanuit je eigen team, een aanval van binnenuit. Teamgenoten die met elkaar op de vuist gaan tijdens een wedstrijd, soldaten die hun eigen kameraden doodschieten. Gemeenteleden die elkaar het leven zuur maken. Een soort kerkelijke auto-immuunziekte waarbij leden van het plaatselijke lichaam elkaar van binnenuit aanvullen.
Ik heb het gezien, ik zie het gebeuren en het zal nog wel vaker voorkomen. Er is niet veel nieuws onder de zon. Hieronder het relaas van zuster Janssen, consulente van een kerk in conflict, ergens in Groningen. Misschien kan dit stukje autobiografische fictie erger voorkomen, ook in jouw gemeente.
****
‘Fijn dat u er bent, zuster Janssen, met de wind mee, hemelsbreed en zoals de mussen vliegen is het goed reizen richting Noordoost Groningen toch? Mooi dat u de tijd neemt om de plaatselijke aardse tent hier eens goed strak te zetten, want dat is nodig!’ sprak de koster die, na afloop, ongetwijfeld zorg zou dragen voor onze inwendige mens. Toch zouden we nooit zijn, met liefde bereidde kostje gaan nuttigen. Daar had niemand nog behoefte aan na wat er zich had afgespeeld die avond.
Als consulente zag ik, rond half acht, schoorvoetend een kleine weifelende kudde binnenwandelen. Zichtbaar onzeker of het zou gaan lukken om lasten van zich af te gooien die ze nooit hadden moeten dragen. In de voorbespreking waren we het erover eens geworden dat, na het zingen van een aantal liederen, er ruimte zou zijn voor deze lokale tempel om haar zonden te belijden bij een, speciaal voor de gelegenheid, gefabriceerd ruwhouten kruis. Nadat we Samen in de naam van Jezus (167) eerst het Koninkrijk van God (128) gezocht hadden kwam het oude, moeilijk functionerende lichaam van Godlinze, langzaam in beweging zoals alleen een oude man dat doet na drie dagen aan bed gekluisterd te zijn geweest. Het lichaam was innerlijk verdeeld, kleine vosjes in de wijngaard waren uitgegroeid tot monsterlijke wezens die alle zuurstof uit de lucht zogen. Zou er nog hoop zijn voor deze tot op het bot verdeelde kerk?
Een ouder echtpaar beet het spits af, hield elkaars hand vast en kwam naar voren schuifelen: ‘Here, wij belijden dat wij hebben gefunctioneerd als de argusogen van uw lichaam. Door teleurstellingen heen zijn wij wantrouwend geworden naar onze kerkenraad en eigenlijk naar iedereen hier om ons heen. Wees getrouw om te vergeven en richt onze blik naar boven.’
De argusogen werden opgevolgd door een tiental oudere vrouwen die gezamenlijk een bidstond bestierden: ‘Trouwe God, hier staan wij als kromme en lange tenen voor Uw troon. Te vaak hebben wij ons plaatsvervangend geschaamd zonder dat het nodig was en waren we te snel op ons als teentjes getrapt wanneer we een weerwoord ontvingen. Wij belijden dat onze gebeden veel meer kracht hadden gehad wanneer wij rechter en kleiner waren geweest. Schenk toch vrede Heer, geef vaste grond onder onze voeten.’
Het duurde niet lang voor de blaaskaak meters maakte. ‘Vader, het spijt me dat ik het afgelopen jaar zo heb gekoketteerd met al mijn geestelijke branie en mijn spirituele trukendoos. Dat ik heb geproclameerd dat Uw Geest hier niet meer werkt omdat de zieken nog steeds sterven en de blinden nog niet zien. Here, neem het van mij weg. Kom mijn kortzichtigheid te hulp. Laat uw frisse wind waaien door de kerkers van mijn ziel.
Na de blaaskaak meldden zich een aantal boze tongen bij het Kruis. ‘Here wij zijn het moeilijkste in toom te houden. Heeft U niet gezegd dat wat uit een mens naar buiten komt Hem onrein maakt? Here was ons, doe ons Uw goedheid opnieuw smaken.
Na de blaaskaak en de tongen trad een volgend onderdeel van het gezicht voor het voetlicht: De speurneuzen. ‘Here, vergeef ons dat we altijd maar tussen de regels door hebben proberen te lezen. Op zoek zijn geweest naar intriges, onraad hebben geroken die er niet was. Dat we onszelf in zaken hebben gestoken waar wij niet thuishoorden. Snuit ons, maak ons tot lieflijk reukwerk voor uw troon.
Vanaf het podium keek ik naar de lange schuldbewuste schare voor mij en zag ik ook Edwin richting het kruis lopen. U moet weten dat, na een preekbeurt een paar weken terug, hij mij een diep theologische vraag stelde waar ik het antwoord nog steeds op schuldig ben gebleven tot op de dag van vandaag. ‘Consulente, vermakelijk driepuntertje vanochtend, maar nu even een vraagje om uw gemoederen, tijdens uw retour, danig bezig te houden: Denkt u dat het Lichaam ook een anus heeft?’
Terwijl ik handen schudde en uitzag naar een warme kop koffie antwoordde ik Edwin zoals ik elke vragensteller beantwoord die tot mij spreekt in raadselen: ‘Br. Edwin, sommige zaken zijn niet voor ons om te weten, maar mocht één en ander mij geopenbaard worden ben je de eerste die ervan hoort.’ Vreemd geslacht, die mannen.
Diezelfde Edwin liep nu naar voren en ik hoopte maar dat de intense sfeer niet onderbroken ging worden door zijn ontboezeming. ‘Here, ik heb lang gedacht dat ik de enige was met alle juiste kennis, maar u bleek er nog minimaal zevenduizend over te hebben. U weet dat ik altijd precies de vinger op iemand anders zere plek kan leggen, maar die van mij niet weet te vinden. U kent mijn hoogmoedige houding in het afbreken van alles en iedereen die niet binnen mijn beperkte theologische kader past. Ach Heer, wat is er toch een vuiligheid uit mij gekomen… ik zou mezelf bijna de… ach Heer, U weet wat ik bedoel, laat ik niemand op de kast jagen. Dank U dat u ook mijn vuiligheid heeft gedragen en geeft u mij toch die extra verzorging die ik nodig heb.
Het voert hier te ver, om de belijdenissen van de alziende ogen, de prikkelbare darmen, de dovenmansoren, de beschuldigende vingers en de vele klieren die dit plaatselijke lichaam blijkbaar rijk waren, uit de doeken te doen. Ik wil u namelijk laten zien hoe de andere leden, die dagelijks in plaats van jaarlijks hun onhebbelijkheden beleden, reageerden op dit stukje hemel op aarde.
Ik zag vanuit mijn ooghoek de brede schouders de weg naar het kruis maken. Het waren er maar een paar die deze lokale kerk draaiende hielden, die opgelucht naar de belijdenissen luisteren. Opgelucht waren ook de longen, die zich om dezelfde reden als de schouders, regelmatig uit het lijf liepen. Ook de tranen van geluk en verdriet verzamelden zich op de vloer en lijmden gezamenlijk de gebroken harten wiens vervlogen hoop tot een Levende Hoop werd. De evenwichtsorganen waren het Hoofd dankbaar dat ze niet alleen de waarheid hoog in het vaandel hadden, maar toch ook de liefde. Zonder die balans zou alles in de kerk toch maar klinken als nagels op een schoolbord. De duimen staken zichzelf omhoog bij het zien van zoveel realiteitsbesef en kregen bijval van de onderbuikgevoelens die altijd al hadden geweten dat Christus de kandelaar van Godlinze niet had uitgeblazen.
Vanaf het podium zag ik dat het goed was, maar ik zag meer. De waas van mijn eigen spiegel was, voor een moment, compleet opgetrokken. Ik zag, in dit plaatselijke heilige zootje ongeregeld, mijn eigen tekortkomingen. Mijn neus werd op de feiten gedrukt, ik zag hoe vertroebeld mijn blik was geworden en dat ik geen haar beter ben. Ik aanschouwde mijn knikkende knieën van onzekerheid en mijn introverte navelstaarderij. Mijn oog is niet alziend en ook achter mijn elleboog schuilt wel eens iets wat er niet thuishoort. Mijn nekharen staan te snel overeind en mijn tranen gelijken soms op die der krokodillen. Blijkbaar is ook niks menselijks deze consulent vreemd.
Nadat ik de oren nog bemoedigde dat zij niet meer gewassen gingen worden, maar slechts de voeten rij ik, net na tienen, weg met het lied ‘Eenmaal maakt u alles weer nieuw’ (818) dat rondzingt in mijn hoofd. Op die dag zal Zijn en mijn lichaam een verheerlijkt lichaam zijn, dat zal vele killerbodies te boven gaan, dat heeft het Hoofd ons al gegarandeerd.
Was getekend, Ds. Jansen, consulente Noordoost Groningen.
In mijn boek ‘De Hemel op Aarde conferentie: Het wonderlijk dagboek van een doodgewone dominee’ schrijf ik, met een lach en traan, over mijn leven als dominee. Een boek over genezing, gebrokenheid en geestelijke groei vanuit de puinhopen van het dagelijkse bestaan. Bestel je gesigneerde exemplaar hier!

Comments